Lezing-van-Frans-Luidinga

 

 

LEZING FRANS LUIDINGA, MARITIEM SCHRIJVER EN
ZOON VAN DE SLAMAT – KAPITEIN, TJALLING LUIDINGA

Mrs ambassador of New Zealand, Mr Secretary of the ambassador of Great Britain, Familymembers of the deceased sailors of the trooper Slamat, Mr B.E. Ruys from the former Koninklijke Rotterdamsche Lloyd, Mr Welter representative of the Vereniging van Gepensioneerden van de Koninklijke Rotterdamsche Lloyd, ladies and gentlemen.

Today we remember captain Luidinga and the sailors of the Dutch passengership of the Rotterdam Lloyd and later trooper Slamat who died at the Aegean Sea south east of Leonidion
We remember captain Cartwright DSO and his sailors of the destroyer Diamond who saved several hundreds sailors and soldiers of the Slamat but died severel hours after this rescue operation by a bombardement by German planes.

We remember captain R.H.D.Lane and sailors of the destroyer Wryneck who assist in the rescue operation.
We remember the soldiers who after fierce fighting in Greece embarked in Nauplion on the trooper Slamat and lost their life after the bombardement on the 27th april 1941.
We remember captain surgeon Lennox Douglas and his medical team from New Zealand who embarked in Alexandria on the 24th april.
We remember Lt W.J. Scott and his Australian Anti Aircraft team who boarded too in Alexandrie to defend the Slamat against the attack of German planes.
We remember them all for their courage to fight and gave their life for our freedom.

Het particuliere initiatief van Ed van Lierde om een museum op te zetten over de Koninklijke Rotterdamsche Lloyd en een herdenkingsbijeenkomst te organiseren over de Slamat.

Het gebeuren bepaalde een deel van ons leven. En het is goed de inzet van de koopvaardij in WO-2 te herdenken aan de hand van een schip waar zo vele opvarenden omkwamen. Al langer heb ik gedacht om de familieleden van de omgekomen zeelieden van de Slamat op de hoogte te stellen van de resultaten van mijn speurtocht naar de gebeurtenissen rond de ondergang van de Slamat in 1941. IN 1995 schreef ik een biografie over mijn vader die kaptein van de Slamat was en waarin uitvoerig de ondergang ter sprake kwam. Sindsdien vond ik enkele nieuwe feiten die ik graag met U deel en volgend jaar in een tweede druk wil vastleggen.. Deels kwamen die boven water door onze boeken over de Indrapoera, Sibajak Demo en Baloeran en de Willem Ruys en de Garoet, anderszins door contacten via internet. Een van die contacten is Mary Saxton , de dochter van de chirurg Lennox Douglas die haar vader nooit heeft gekend.. Hij maakte deel uit van een Nieuw Zeelands medisch team dat aan boord van de Slamat.zich inscheepte in Alexandrië om gewonden bij te staan en op een na bij de ramp met de Slamat zou omkomen.. Een in Nederland onbekend feit. Het is daarom dat we de ambassadeur van Nieuw Zeeland hebben uitgenodigd omdat we naast Abel Tasman, de emigranten uit Nederland, een oorlogservaring delen die zeker een gezamenlijk herdenken waard is.

Mary Saxton daughter of the surgeon Lennart Douglas schreef ons uit Nieuw Zeeland het volgende:

“To all of you gathered together to honour and commemmorate those who sailed on the Slam at. I join with you in my heart and in my mind, and I share with you the sadness we all have suffered with the loss of our loved nearest and dearest family members”.

Het passagiersschip de Slamat was in april 1924 in opdracht voor de Scheepvaartmaatschappij de Rotterdamsche Lloyd op de werf De Schelde gereed gekomen en maakte zijn proeftocht voor de opdrachtgever de Rotterdamsche Lloyd op 12 april. Er zouden nog vijf schepen volgen nl en vier van hen zouden een belangrijke rol in de oorlog vervullen . het waren de Indrapoera, de Dempo, de Baloeran , de Sibajak en de Willem Ruys. De laatste twee vervoerden duizenden emigranten oa naar Nieuw Zeeland. De Slamat was 11636 BRT groot en een vermogen van 9200 aspk ,had twee schroeven en twee schoorstenen. Het bood een accommodatie aan voor 144 I klasse passagiers, 160 II ,69 III en 31 IVde klasse passagiers. Het schip was bestemd voor de reguliere vaart op Nederlands Indie. Het maakte tussen 1924 en 1941 43 reizen naar Ned Indie en een vijftal troepen transportreizen van Bombay naar Suez. Ook maakte het enige cruises. Een van die cruises vond plaats in 1937. De Slamat met mijn vader als gezagvoerder was net teruggekomen van haar 37ste reis naar Indie op 20 juli 1937. De gebruikelijke havens waren aangedaan, Marseille, Port Said, Suez, Colombo, Sabang, Singapore, Belawan, Tandjong Priok, kustreis naar Soerabaja en dezelfde route terug.

De eerste tekenen van oorlogsgevaar hadden zich tijdens deze reis aangediend. In Spanje was de burgeroorlog aan de gang. Duitsland probeerde daar zijn luchtmacht uit. De directie van de Rotterdamsche Lloyd had de kapiteins van haar schepen instructie gegeven het strijdtoneel te ontwijken door de route te nemen 25 mijl ten Oosten ten van de Balearen , een vier kleeds Nederlandse vlag op het dek uit te spreiden , de Straat van Gibraltar bij daglicht te passeren en dat alleen onder konvooi van een Nederlands oorlogsschip.De kapiteins waren daar niet gelukkig mee omdat de oorlogsschepen langzamer voeren dan de passagiersschepen en ze daarom vaart moesten inhouden of moesten wachten. De Slamat kwam zonder problemen 20 juli in Rotterdam aan en vertrok 24 juli weer maar nu voor een ontspannen cruise. Het is nu precies 70 jaar geleden dat 319 meisjes uit de betere milieu’s zich op 24 juli 1937 in Rotterdam inscheepten voor deze cruise naar Dartmouth. Het programma opgesteld door mevrouw Regelink –Meerburg omvatte een picnic bij Mansands, een excursie naar Totness met en radarboot een bezoek aan Pomeroy Castle en een wandeltocht naar Ditisham. Thuis vond ik in de negentiger jaren de souvenirs die de passagiers en bemanning hadden gekregen als aandenken aan deze prachtige cruise en waarvan ik absoluut niet het idee had dat deze afkomstig waren van de cruise. Het waren een zilveren lepeltje met het wapen van Dartmouth, een beker met een afbeelding van de koning en koningin van Engeland en een boekje met foto’s ter gelegenheid van de kroning die dat jaar had plaats gevonden. De Slamat keerde op 31 juli terug en nog dezelfde dag vertrok zij weer voor een cruise met de Nederlandse Reisvereniging naar Madeira.

Vorige maand liep ik samen met mijn vrouw de drukke winkelstraat in Dartmouth door en kwam voorbij de goed gesorteerde boekhandel The Harbour Bookshop . Zoals mijn gewoonte is loop ik dan altijd even binnen om te kijken of er een boek is dat mogelijk iets over de Slamat kan bevatten. Het eerste boek dat ik van de plank haalde droeg de titel The Chronicles of Dartmouth, met als inhoud een jaaroverzicht van 1854-1954 van Dartmouth. Ik wist dat in 1937 de Slamat een cruise maakte naar Dartmouth met mijn vader als kapitein, Kees Verzijden hoofdmachinist en Happee administrateur. En zie het boek bevatte een prachtige foto van de Slamat voor anker op de rivier de Dart, dat ik direct aanschafte.

3 September 1939 brak de oorlog uit tussen Duitsland, Engeland en Frankrijk, maar Nederland bleef neutraal. 11 Oktober 1939 vertrok de Slamat met mijn vader als gezagvoerder voor de laatste maal uit Rotterdam.Vanaf dat tijdstip begon de duistere periode, waar hij met zijn schip was. Later heb ik dit kunnen reconstrueren en vastgelegd in zijn biografie. Oorspronkelijk was mijn vader bestemd om het commando te krijgen van de Sibajak Het lot besliste anders. De Sibajak werd op verdenking van contrabande vastgehouden in Engeland. De Slamat die in Rotterdam in reserve lag, werd daarom ijlings ingezet ter vervanging van de afvaart van de Sibajak. Aan boord kwamen ondermeer adjunctrestaurateur J.M.Trijsburg, timmerman PH. Sluyter, kwartiermeester C.J.M. Schraven, matroos P.J.J. Broos, bediende W. Allemans. Allemans zou in Indie afmonsteren en overgaan naar de Dempo enzo zijn noodlot ontlopen. Ook was er een groepje ex leerlingen van de zeevaartschool van Vlissingen aan boord waaronder de heer van Tuyl die gingen varen voor de KPM . Hij maakte van die reis enige foto’s. In de Downs kwam een onderzoeksteam aan boord om naar contrabande te speuren. Ze werden vergezeld door een team van de BBC. Met het interview dat de BBC had met mijn vader, had de directie niets op “we waren neutraal”. Door het Kanaal werd met paravanen gevaren vanwege het mijnengevaar. In Lissabon werden de paravanen overgedragen aan de Baloeran die thuisvoer. Op zee sprong de scheepsarts overboord vanwege psychische moeilijkheden. Passagiers die voor en achter op het dek stonden naar hem uit te kijken, signaleerden hem aan zijn op het water drijvende baard. Na een uur werd hij opgevist dank zij het feit dat hij uit voorzorg een reddingsboei om had gedaan. Om verdere moeilijkheden te voorkomen werd hij de rest van de reis opgesloten in een hut. Op de Atlantische Oceaan werd de Slamat die om de Kaap voer, aangehouden door een Engelse kruiser omdat ze werd verdacht een bevoorradingsschip van de Graf von Spee te zijn waar jacht op gemaakt werd. Op dat moment stonden passagiers op de brug die vertelden dat mijn vader zeer ongelukkig was met deze situatie omdat de kanonnen dreigend gericht waren op het schip vol met passagiers. 23 November 1939 kwam de Slamat in Soerabaja aan. In Soerabaja monsterden aan de 1e stuurman W.J. Klijn, en scheepsarts G.H. Brand. Laatstgenoemde was net met pensioen en hem werd gevraagd nog een reis te maken. Daar droeg gezagvoerder Luidinga het commando van de Slamat over aan kapitein Slof die wegens familieomstandigheden naar huis moest. Luidinga nam de Dempo over en maakte nog een retourreis ermee naar Europa.. De Slamat met kapitein Slof keerde na haar tocht naar Europa terug naar Indie waar ze werd opgelegd. Intussen had de directie besloten de mailschepen niet meer door het Kanaal te laten varen. Genua werd de eindhaven. Daar kwamen dan ook tot 10 mei 1940 tot de oorlog uitbrak de Dempo, Indrapoera en Sibajak hun passagiers ophalen en afzetten die als vanouds werden aangevoerd door de trein Lloyd Rapide In die periode deden veel echtgenoten wanhopige pogingen om hun mannen in Genua op te zoeken. Dat werd echter niet toegestaan door de directie om onrust onder het personeel te voorkomen. Kapitein Slof had verzocht om zijn Dempo weer in te ruilen voor de Slamat hetgeen werd toegestaan door de directie van de RL. Kapitein Luidinga kreeg de Slamat weer terug.

10 mei 1940 brak de oorlog ook voor Nederland uit. De Slamat had net op die dag de opdracht gekregen een lading copra voor Zwitserse rekening naar Europa te brengen . Net toen de Slamat uitvoer kreeg ze het bevel terug te keren in verband met het uitbreken van de oorlog.

De bemanning.

De marconist Johannes Lindeman was in Genua aan boord gekomen. Op 1 maart 1940 schreef hij vanuit Soerabaja een brief aan zijn familie. Hij was de enige aan boord van de Slamat die eerder een scheepsramp had meegemaakt. 18 november was de Simon Bolivar waar hij eerste marconist was op een mijn gelopen waarbij veel slachtoffers waren gevallen. Hij werd na in het water te hebben gelegen door een Engels oorlogsschip gered en aan land gebracht. Op 1 maart 1940 schreef hij vanuit Soerabaja :” Niemand kan begrijpen wat een moed ik nodig heb gehad om te Genua hier aan boord te stappen. Toch heb ik doorgezet , want het moest, maar je moet me niet vragen , wat de eerste dagen in me omgegaan is. ( van der Wal, z.j.) Hij zou zijn tweede scheepsramp nu met de Slamat niet overleven. Het lot was Matroos Heymans gunstig gezind. Hij was van 21 mei tot 27 juli aan boord van de Slamat en werd daarna overgeplaatst naar de Indrapoera waar hij de hele oorlog op zou varen. De Slamat zou hij nog een keer van nabij zien n 1941 toen ze beiden in het Groot Bittermeer lagen en hij voor een verfrissende duik vanaf de Indrapoera die in hetzelfde konvooi voer naar het schip toezwomen een rondje om het schip zwom. Ook assistent purser Bill Allemans werd overgeplaatst van de Slamat naar de Dempo Hij zou de ondergang van dit prachtige schip in de Middellandse Zee meemaken in maart 1944 tijdens de terugreis van Oran naar Napels waar ze 3400 Amerikaanse troepen hadden gebracht. Matroos o/g Johan Zijlstra was op zijn 14de bij een kapper in Rotterdam gaan werken. Maar de baantjes aan de wal trokken hem niet. Zijn broers voeren allen en zo vertrok hij in 1939 met de Dempo naar Ned. Indie. Zijn devies was “geduld overwint alles” wat sloeg op het meisje waarmee hij wilde trouwen maar dat nog te jong was volgens haar ouders. In Soerabaja had hij nog contact met Henk zijn broer die eerder met de Slamat naar Indie was gekomen. Daarna was Johan overgeplaatst naar de Slamat. ( Panorama, 7 mei 1960). 2e stuurman Cornelis ten Have was in 1919 bij de RL gekomen. Op 19 juli 1940 werd hij overgeplaatst naar de Slamat vermoedelijk van de Kota Nopan. Op zondag 15 december 1940 schreef ten Have aan zijn vrouw: “Je schrijft toch zeker geregeld, maar er is tot dusver nog niets gekomen , maar misschien komt er nog wat en ik mag blij zijn dat ik er een heb gekregen heb want er zijn er hier die helemaal niets gekregen hebben en dat is helemaal verschrikkelijk. Zoals ik je in je vorige brief reeds geschreven heb ben ik over geplaatst naar een ander schip en zit nu ook in een andere lijn. De brieven schrijf ik echter over Amerika omdat daar schijnbaar de meeste kans bestaat dat ze overkomen ook al duurt het lang. De brief werd gepost 12 maart 1941 in New York en werd ontvangen in Nederland op 15 april 1941.

De 1e officier Klijn was op de Slamat gekomen om naar een haven te varen waar hij een schip zou overnemen als kapitein. Aan boord zat familie van hem. Zijn zuster was namelijk getrouwd met de 1e machinist Diekerhof. Arie van der Sjouw 3e kok moest in Indie overstappen van de Sibajak naar de Slamat. Als hij thuis kwam had hij aan zijn verloofde geschreven wilde hij gaan trouwen. Zijn verloofde had alle voorbereidingen getroffen. Thuis dachten ze dat hij veilig op de Sibajak zat totdat ze op de hoogte werden gebracht door de My van zijn vermissing met de Slamat. Er waren meer bemanningsleden die van de Sibajak moesten over stappen naar de Slamat. 4e 0fficier G. v.d. Woude, lichtmatroos L.J.C. van Item, assistent administrateur H.A. Rietveld, barkeeper J.M. Weber, assistent hofmeester F.L.J. Rondeel, bagagemeester C.B. de Jong, adjunct restaurateur G.G. Vogelaar, pantryman A.M.van Broekhoven,asissstent hofmeester J. van Krieken, chefkok P.N.Lutteken, 3e kok A. v.d. Sjouw, chefkapper A.W. Brus, hofmeester J. Adams, timmerman W.A. Amiabel, matroos H. Doornkamp, 2e brandwacht W. Wybrandts.Van de Indrapoera kwam matroos o/g W. Kroon over…

Troepenvervoer

Toen de oorlog ook voor Nederland uitbrak op 10 mei 1940 werden de schepen naar bevriende havens gedirigeerd. Voor korte tijd viel het verkeer van de passagiersschepen stil. In Londen waar de regering naar toe was gevlucht hadden enkele reders een comité gevormd om onze schepen in te zetten voor de geallieerde zaak Besloten werd om de Slamat en Indrapoera in te zetten voor troepen en vluchtelingen vervoer. Eind Juli 1940 vertrokken vanaf Java de Slamat en de Indrapoera naar de Philipijnen om daar vluchtelingen uit Hongkong over te brengen naar Australië. Na aankomst op 17 augustus 1940 werd de Slamat in Sydney verbouwd tot troepentransportschip.

14 september 1940 vertrok de Slamat in konvooi naar Port Said met troepen aan boord die ze daar debarkeerde. Hierna ging de Slamat in konvooi door naar Haifa om daar voorraden af te geven. Via het Suezkanaal ging de Slamat terug naar Bombay.waar ze op 6 november aankwam. Ze nam daar 923 man aan troepen aan boord en debarkeerde die op 30 november in Suez. Ze voer terug naar Bombay en nam nu 928 man aan boord Op 6 januari vertrok ze, en via Trincomalee en Colombo werden de soldaten in Suez gedebarkeerd. Daar werden 802 Italiaanse krijgsgevangenen aan boord genomen die door een detachement Indiase soldaten werden bewaakt. Korte tijd was het Suezkanaal geblokkeerd door magnetische mijnenen waren enkele schepen hierdoor opgeblazen. Vanaf de Indrapoera maakte bakker Voortman op 14 februari 1941 deze bijzondere foto’s met zijn pasgekochte camera. In Bombay werd op 25 februari 992 soldaten aan boord genomen nadat de krijgsgevangenen waren gelost. Deze werden in Suez op 15 maaart gelost. Door werd gevaren naar Port Said waar 53 soldaten werden afgezet..De Slamat keerde terug naar Suez waar op 3 april werd vertrokken na 750 ton lading te hebben ingenomen die in Port Sudan tussen 6 en 9 april 1941 werd gelost. 672 soldaten van een Indiase divisie embarkeerden die in Suez tussen 11 en 13 april aan land werden gezet. De Slamat voer daarop naar Port Sudan waar het tussen 15 en 18 april
aan boord nam een Indiase divisie van 767 man en een detachement van het Britse leger bestaande uit 114 man . In Suez werden ze gedebarkeerd op 20 april waarna de Slamat doorging naar Port Said en daar op 23 april aankwam en orders kreeg om door te gaan naar Alexandrie..

Vanuit Nieuw- Zeeland hadden vele mannen zich gemeld om hun land te dienen. De Nieuw- Zeelandse surgeon Lennox Douglas schreef in 1940 naar zijn vrouw toen hij op weg was naar Egypte:

“We are now about to start the second stage of the adventure or crusade, taking the grim side , it is a crusade leaving you and the children to carry on, and being determined to wage war with the best young men in our countries against the young man of our enenmies- it is all so stupid that the “wise men “of the tribes cannot evolve a better solution of the world problems but taking the side of adventure, we are having a great experience in comradeship and the gathering of the clans for action.

[All men and all nations of any worth have had to fight for existence, but as it has it in “the human situation”though life is foul [ full] with tragedies and we can see no reason in such a scheme of things, we still inherit a clear vital spark and will to live. Your own belief that our duty lies with each succeding generation more than with ourselves is an important one; it is a purpose. We can help them more by example and encouragement than by making their lives for them. I know you have the character and ability to show our childeren such things as loyalty to the hearts choice in people and in causes , faith in life’s purpose and faith still when the purpose is obscure, appresiation of beauty in all her thousands way, courage in adversity, persverannce through weary days, tolerance and then too there is laughter – to laugh in defeat as well in joy. There is no need to be the top of the class or rich or to excell at sport or to be popular , but it does matter to be active and industrious and fair. I hope it is not so very long before we are all together again to struggle on].

I am fighting for my King because the old traditions rouse me; I am fighting for my country because my country’s cause is still the best cause in the world, and I am fighting for you and our children because you are my life. I love you my darling ………… Len”

Len kwam aan in Egypte en werd gestationeerd in het Maadi kamp ten Zuiden van Cairo werd dan over geplaatst naar Helwan in Cairo waar hij als arts en chirurg werkt in het tweede algemene hospitaal , derde echelon NZEF, Middle East force. Daarna meldde hij zich vrijwillig aan om de gewonden uit Griekenland op te halen. Mt hem ging een zeventel andere vrijwilligers mee. Ze werden ingescheept op de Slamat. Slechts een van hen zou het overleven.

Oorlogssituatie in Griekenland

28 oktober 1940 werd door Italie een ultimatum gesteld aan Griekenland om bepaalde delen van het land te gebruiken voor haar strijd tegen Engeland. Daarop trokken de Italianen Griekenland binnen. Na een maand werden de Italianen terug gedrongen. In Februari 1941 werd een overeenkomst tussen Groot Brittannnie en Griekenland gesloten waarbij een expeditieleger werd toegezegd om een Duitse inval te verhinderen . Dat leger bestond uit 60000 man Australiers, Engelsen en Nieuw Zeelanders en werd bij de Aliakmonlinie gelegerd.
Twee andere strijdtonelen vergden op dat moment de uiterste inspanning van de geallieerden namelijk die in Libië waar de Duitsers de Italianen te hulp waren gekomen en de bevoorrading van Malta en Tobroek. Daar werd door Churchll prioriteit aan gegeven. 21 maart waren de eerste troepen van het geallieerde expeditieleger in Griekenland aangekomen in het kader van de operatie Lustre. Op 6 april vielen de Duitsers Joegoslavie binnen en Griekenland en hadden daarbij de ondersteuning van het 8ste en 10de Fliegerkorps met 1000 vliegtuigen. Op 15 april werd besloten het expeditieleger te evacueren en een tweede Duinkerken was in aantocht. Gedurende vijf dagen zouden op verschillende plaatsen in Griekenland de soldaten worden geevacueerd. Alle beschikbare schepen werden naar Griekenland gestuurd om het expeditieleger op te halen Op 18 april werd de Aliakmonlinie doorbroken en op 20 april gaf het Griekse leger zich over.

Operatie Demon

Op dag 1 24/25 april werden te Nauplion en Port Raphtis 6685 man geevacueerd . In Nauplion liep daarbij de Ulster Prince vast op een ondiepte. Nauplion was een van die plaatsen waar soldaten aan boord zouden worden genomen.
Op dag 2 25/26 april werd het Nederlandse schip de Pennland door bommen getroffen
en zonk. Ze had de 19de Australische brigade aan boord moeten nemen. Ze werd vervangen door de destroyers Hasty, de Havock en de Decoy. Er werden 5900 man opgehaald. Op dag 3 26/27 april zou de Slamat in aktie komen.Er zouden die dag in Nauplion, Tolon, Raphina, Port Raphtis, en Kalamata 23100 man worden opgehaald.

De laatste reis van de Slamat

Voor de Slamat kwam de ordr om op te stomen naar Alexandrie en de Slamat kwam daar aan op 24 april aan. De Slamat was uitgekozen om deel te nemen aan de grote reddingsoperatie Demon om het Britse expeditieleger in Griekenland dat daar de Duitsers moest tegenhouden, te evacueren. Het verhaal gaat dat oorspronkelijk de Indrapoera aan deze operatie zou deelnemen maar dat de schoorstenen zulke roetwolken uitbraakten dat ze van ver af was te verkennen en de operatie zou kunnen verraden .
In Alexandrie maakte zich een groot konvooi klaar om de reddingoperatieuit te voeren. Aan boord kwam dokter Lennox Douglas met een Nieuw Zeelands medisch team en een Australisch Anti- Aircraft team. 24 april verliet de Slamat de haven om vervolgens naar Suda baai te varen waar zij op 26 april aankwam. Het konvooi naar Nauplion en Tolon bestond uit de troepentransportschepen Slamat, Khedive Ismail, HMS Glenearn, luchtdoelkruiser Calcutta, destroyers Diamond, Griffin, Hotspur, Isis en Havock. Het was de afsplitsing van een groter konvooi dat naar Kalamata ging. Hierbij was het Nederlandse schip Costa Rica ingedeeld.
Luchtsteun was er niet want de laatste vliegtuigen in Griekenland van de Engelsen waren of vernietigd en het restant was terug getrokken vanaf de 25ste op Kreta. Beloofd werd vanaf de 37ste breedtegraad weer luchtsteun te geven.

De Duitsers waren heersers in de lucht. De Grieken hadden gecapituleerd. Dit gaf de Duitse luchtmacht de mogelijkheid om zich met volle kracht te richten op het vernietigen van de evacuatieschepen. Tot nu toe waren de vliegtuigen ingezet om de troepen te ondersteunen. Op 26 april werd het konvooi door de Duitsers ontdekt volgens het Kampftagebuch van het Jagdgeschwader 77, Feldflugplatz Almiros:

“Gegen 12.00 uhr Aufklarungsmeldung uber einen starken Geleitzug, etwa 6 Transporter mit 20000 Ton nordlich Kreta”.
De commandant van het 8ste Fliegerkorps Generaal Von Richthoven zond aan het JG77 de opdracht het konvooi naar Nauplion de volgende ochtend aan te vallen.
Daarover valt te lezen in het Kampftagebuch van het JG77:

“Am abend teilt das Kommodore eine eingesunde Lastwertung uber den morgen Angriff fur den 27.4 aus den an marschierenden Geleitzug ( Nauplion) ab.
Zeltlager”.

Onderweg werd de Slamat op 26 april aangevallen. De rookkamer 2e klasse werd getroffen, de motorsloep en de reddingsboot no12 vernield en het kinderdek en de 2e klasse zwaar beschadigd. Er was een gewonde, een Chinees, het schip bleef zeewaardig zodat werd besloten om door te varen.

Tegenslag

Het konvooi naar Nauplion kreeg met ernstige tegenslagen te kampen. De Glenearn die de landingsboten aan boord had werd aangevallen waardoor het terug moest naar Soedabaai. Het konvooi kwam daardoor zonder landingsboten te zitten. In de haven van Nauplion was de vastgelopen Ulster Prince in brand geschoten door de Duitse jachtvlieger Gerd Stamp.Dat betekende dat de passagiesschepen niet bij de wal konden komen en op stroom moesten blijven liggen. Met de sloepen van de eigen schepen moest naar de wal worden geroeid of gesleept om de soldaten op te halen. Het konvooi was ontdekt en een gerichte aanval zou de volgende morgen plaats vinden.

Embarkatie

Op de 26ste april om 21.50 bereikten de Slamat en de Khedive Ismail de haven van Nauplion. De luchtdoelkruiser HMS Calcutta lag in de onmiddelijke nabijheid. De destroyers waren bezig met troepen in te nemen. HMS Hotspur lag al in de haven was op alles voorbereid. Cdt Hodgkinson die Duinkerken had meegemaakt had de motorboot klaar gemaakt, touwen met lussen erin om brancards op te hijsen lagen op het dek gereed en van lege oliedruma had hij extra vlotten gemaakt. Aan de wal stonden lange rijen soldaten te wachten om te worden ingescheept in de caique HMS Dolphin Deze bracht 100 man aan boord van de Hotspur en wist de cdt te overtuigen hiermee door te gaan en niet zoals zijn opdracht was de troepentranportschepen te beladen De caique Agios Georgis bracht 600 man naar de Calcutta. Een eind verderop was de inscheping bij Tolon aan de gang waar 2500 man Australiërs en Nieuw Zeelanders op het strand stonden . Er stond een windkracht 4 uit het Zuid Westen waardoor 2 sloepen omsloegen. Tegen middernacht verscheen de Orion het vlaggeschip van Pridham Wippel. De kapitein van de Calcutta ond een noodsignaal aan PW vanwege het gebrek aan sloepen waardoor de embarkatie erg traag verliep. Hierop ging HMAS Perth en HMS Stuart naar Nauplion om mee te helpen. Daarna gingen ze naar Tolon om mee te helpen en kregen troepen van het landingsvaartuig A5 aan boord.

De aanval

Om 03.00 uur van 27 april, het tijdstip van vertrek lag de Slamat nog troepen in te schepen. Vermoedelijk lag een van de caiques de Agios Georgios langszij het schip. Het schip vertrok pas om 04.00 uur ruim een uur later dan gepland met 600 man troepen aan boord. De reden voor de vertraging was dat een grote caique langszij lag en honderden militairen bezig waren aan boord te klimmen. Churchill schrijft daarover At Nauplion there was disaster. The transport Slamat in a gallant but misguided effort the maximum staed to long in th anchorage. De zeehistoricus Bezemer is van mening dat het konvooi in de vijf kwartier vertraging nauwelijks twintig mijl zuidelijker zou zijn geweest en dat men nog steeds binnen het bereik van de vijandelijke vliegtuigen zou zijn. Ook blijkt dit uit het feit dat de Diamond en de Wryneck enige tientallen mijlen verder meer om de zuid waren en toch werden gevonden en vernietigd.

Om 06.45 toen het schip bij de 37ste breedte graad ten ZO van Leonidion in de Egeische Zee werd het schip aangevallen door vliegtugen van het JG77 die gelegen waren in Almiros van het
type Ju 87. en jachtbommenwerpers Me 109. De piloten hadden grote ervaring. Berthold Jung van 5./JG 77herinnert zich daarover:
“An diesem Tage flog ich fruh am Morgen, mit zwei Schwarmen meiner Staffel einen Jabo-einsatz auf die Englischen schiffseinheiten vor Nauplion, die in laufe der Nacht die zuruckgehenden Truppen von den Stranden abgeborgen hatten. Ich fuhrte dabei den ersten Schwarm , wahrend der andere von unseren Stuka mann Olt Rahm, gefuhrt werde. Wir suchten uns einen grossen , auf etwa 20. 000 BRT geschatzten Dampfer – ich meine es war einen P&O Liner – heraus und griffen ihn an ; olt Rahm mit seinen Schwarm kam in Sturzflug aus der Hohe, wahrend ich im Tieffluf heranging. Ich kam dabei etwas fruhrer zum wurf und muszte zusehen, wie unseren Bombe das Schifff samtlich verfehlte. Im Abflug konnte ich dan erkennen, wie aus der Schwarm von Olt Rahm zwei bomben als volltreffer auf dem Schiff einschlugen. Aus der Entfernung beobachten wir dan noch dasz der Dampfer seine Boote ausbrachte und man offensichtlich dabei war das Schiff zu verlassen”.

III JG 77 meldde:
“5.15-6.30 Uhr Oblt Huy und Uoffz Pfeiffer erzielten voltreffer auf einem auf 20.000 BRT geschatzten Transporter; dabei handelt es sich offenbar um deselben Transporter der etwa zur gleichten zeit von den 5 Staffel angegriffen wurde”.

II JG 77 meldde:
“So schnell wie moglich wurden die wenigen noch einsatzbaren Maschinen aufgetankt und nachmunitioniert, um erneut gegen die vor Nauplion erkannter Transporter eingesetzt zu werden”.

Bertold Jung bericht dan verder:
“Bei unserem zweiten Einsatz uber die Bucht von Nauplion an diesen Morgen fanden wir auch den zuvor getroffenen 20.000 Tonner wieder, um den herum eine ganze zahl von vollbesetzte Rettungsbooten im Wasserzu sehen war. Ein oder zwei Flugzeugfuhrer meiner Staffel griffen diese Rettungboote in Tiefflug mit MG-feuer an; dichtselbst von der Marine kam, widerstrebte mir derartigen grundsatzlich und ich habe es sofort nach unseren ruckkehr fur die Zukunft unterbunden und meine Leute vor Augen gefuhrt dass wir im Rettungsboot als Schiffbruchtiger treibe , schon an sich schon ein : armes Schwein” sei denn es zu schonen gelte”.

Bij de aanval op de Slamat werd eerst het dek schoongeveegd met machinegeweervuur daarna werden bommen gegooid waarbij een 250 kg zware bom door Lt Rahm tussen schoorsteen en brug insloeg en de kapiteinshut, de kaartenkamer en de brug in brand zette. Het schip was stuurloos. De brand verspreidde zich snel omdat de wind op de boeg stond en de blusinstallatie was utgevallen. De Calcutta kon op het nippertje een aanvaring met de Slamat voorkomen. De situatie was hopeloos en kapitein Luidinga moest het bevel “Abandon ship” geven. De destroyer Diamond met captain Cartwright kreeg de opdracht de bemanning van de Slamat te redden. Inmidddels waren de sloepen te water gelaten en de vlotten over boord gegooid. De aanval ging inmiddels door waarbij ook de reddingsboten werden beschoten door een onervaren Stukapiloot die volgens de boeken hiervoor een berisping kreeg. Bij een volgende aanval werd opnieuw een voltreffer geregistreerd door LT Huy en de Slamat kreeg daardoor slagzij naar stuurboord. De Diamond ontweek de bommen door af en toe met volle kracht van de Slamat weg te varen. Hierdoor werden door de opgewekte golfslag sloepen ondersteboven geduwd.. Het was boot 4 olv 2e stuurman Rijnbergen die het slachtoffer werd . Aan boord waren 3e machinist Gramsma, 4e machinist Langeveld, de gewonde chinees en 60 soldaten.. Boot 10 stond onder commando van volmatroos De Jong, daarin zaten o.m. Trijsburg en hofmeester Lokkerbol en 60 soldaten.. Na twee uur sloeg de boot om. Hij werd weer rechtgezet . Na een poosje sloeg de sloep opnieuw om. Men wist de sloep recht te krijgen.
Hofmeester Lokkerbol had zich aan een stuk wrakhout geklemd en kwam niet meer aan boord.. In de boot zat Trijsburg en de Jong en nog maar 30 soldaten. Om 8.15 vroeg de Diamond om assistentie en seinde:

“Am constantly being dive bombed request assistance to pick up survivors in position 37 00 N 23.10 E.”

De Wryneck werd uitgezonden om de Diamond bij te staan. Om 10.00 uur was deze bij de Diamond en vroeg om 10.25 om luchtsteun. De Diamond had inmiddels gered : 1e stuurman W.J. Klijn, , 2e marconist Lindeman, 4e machinist F. J. de Reus, dokter G.H. Brand, lampenist J. v.d. Brugge, kapitein Tj. Luidinga , dokter G.H. Brand , bootsman Ph .Sluyter, matroos J.J. Broos, kwartiermeesters C.J. Schraven, D. Bruggeman, D. Swaneveld, kabelgast A. de Koning, matrozen J.D.Bosch, J. Nieweg, H.j. Das, matrozen o/g J Zijlstra, J.F. ’t Hoen , barkeeper J.M. Weber, 1e kok M. Schuiten, 2e kok E. van Willigen 3e kok ,A. Nieuwpoort en gunner J.B.Walker. Daarnaast bevonden zich op het schip op het dek en in de ruimen zo’n 500 geredde soldaten. In verband met het gevaar van kapseizen werden de geredden zoveel mogelijk naar beneden gestuurd. De Wryneck had de opvarenden van boot 4 gered waarin zo’n 50 man onder leiding van 2e stuurman Rijn bergen en waarin de Nederlanders de volmatroos W. Nesse, 3e machinist Gramsma, 4e machinist Langeveld.

Om 12 uur gingen de destroyers het konvooi achterna dat nu niet naar Kreta maar naar Alexandrië voer. Eerst werd nog een torpedo afgevuurd om de Slamat die nog dreef tot zinken te brengen. Het noodlot sloeg opnieuw toe toen Duitse stuka’s de beide schepen verrasten door uit de zon aan te vliegen met afgezette motoren. Het was 13.15 uur. De Diamond kreeg door een bom een gat in de romp ter hoogte van het voordek een tweede bom trof de machinekamer. Het schip zonk in 8 minuten. Petty officer H.T. Davis van de Diamond legde in het rapport dat de Commander in Chief Cunningham opstelde een getuigenis af. De reddingboten waren vernietigd, drie Carleyvlotten lagen in het water. De Wryneck werd door drie bommen getroffen, de eerste bom drukte de bakboordzijde ingedrukt, de tweede een derde troffen de machinekamer en het dek. De reddingsboot van de Wryneck en de vlotten konden nog te water worden gelaten..Waldron warrant officier en matroos S.J. Gordine getuigden hierover. Rijnbergen, Trijsburg, matroos De Jong en een Goanese bediende wisten in de sloep van de Wryneck te komen Matroos Broos had zich op een vlot van de Diamond weten te redden samen met een kameraad en dokter Brand. Dokter Brand stierf nog dezelfde dag op het vlot. De sloep van de Wryneck had enige vlotten op sleeptouw genomen maar moest die vanwege de wind en stroming lossnijden. Omdat de destroyers niet kwamen opdagen zond Cunningham de destroyer Griffin op onderzoek uit. Die vond om twee uur ’s nachts twee vlotten van de Wryneck met 14 overlevenden later werden nog enige vlotten van de Diamond gevonden waar de matroos Broos met drie anderen zich op bevond. Zij waren overgebleven van de 23 man die er op hadden gezeten. De sloep van de Wryneck bereikte Ananes Rock daar konden ze aan boord van een caique komen die op weg was naar Kreta. De caique nam de sloep en een roeiboot op sleeptouw. Onderweg werden ze opgemerkt door de A6 een landingsvaartuig dat aan de evacuatie van Port Raphtis had meegedaan. Ze stapten hierop over. Met de Hotspur werden Trijsburg , Rijnbergen en de Jong naar Port Said gebracht omdat de haven van Alexandrie was gesloten. Daar werden ze eerst in een kamp opgesloten en vrijgelaten op 6 mei. En scheepsverklaring legden ze op 12 mei voor de consul in Port Said af. Broos was in Alexandrie aan land gekomen. 198 man waren er aan boord waarvan er 193 omkwamen. Vier Nederlanders en 5 Goanezen overleefden de ramp. Ze werden overgebracht naar Ned. Indie. Trijsburg hielp daar mee met de opbouw van de vluchthaven Tjilatjap en kwam daarna in het Jappenkamp terecht.

Graven

3e officier G. V.d. Woude spoelde aan op het strand van Alexandrie. Hij werd herkend aan de knopen van zijn uniform waarop de initialen RL voorkomen. Lampenist G. v.d. Brugge spoelde aan in Gaza, hij werd daar begraven. Op een eiland ten ZO van Stampalia werd door een visser het lichaam gevonden van stuurmansleerling Jan Pille. Hij werd door een inwoner aldaar begraven en later herbegraven in Athene in 1944.

Het bericht

Terwijl men in Londen op verzoek van de NI regering op zoek ging naar wat er met de Slamat was gebeurd wist men in Nederland helemaal van niets. De eerste berichten druppelden in juli binnen toen administrateur Happee zijn vrouw in codetaal informeerde dat “Jet [ mijn moeder] haar man een ongeluk was overkomen”. 8 augustus schreef mevrouw van der Schoor de Boer vanuit Amerika via Zwitserland “dan erg slecht nieuws. Luidinga heeft een groot ongeluk gehad in zijn hotel”. Diekerhof [1e machinist] keek juist naar de verwarming en zijn die alle weg, ook De Boo [purser], no 2 is gered [ 2e officier, Rijnbergen}. De radio meldde de ondergang in augustus. 13 oktober stond er een groot artikel in de Deli courant in Ned. Indië over de ondergang van de Slamat gebaseerd op de scheepsverklaring. De NRC van 24 oktober publiceerde het nieuws. In Nederland groeide de onrust en de familieleden smeekten om nieuws. De RL kreeg uiteindelijk een voorlopige lijst van het Rode Kruis onder embargo maar verbrak dit onder druk van de familie. In November 1941werd de familie op de hoogte gesteld van de vermissing van hun dierbaren. Het Rode Kruis was boos vanwege de voortijdige publicatie van de lijst. Half februari 1942, 10 maanden na de ondergang werd van het Rode Kruis het definitieve bericht ontvangen.van de vermissing van mijn vader.

Monumenten

In Athene en in El Alamein bevindt zich een gedenkmuur voor omgekomen soldaten van de Commonwaelth. In Londen is een monument waar de Slamat op staat vermeld. In Plymouth is het monument voor de omgekomen bemanningsleden van de Engels marine waaronder die van de Wryneck en de Diamond. In Rotterdam in de Calandstraat staat het monument voor de omgekomen personeelsleden van de RL.

Onderscheidingen

Bij Koninklijk Besluit no 35 van 19-07-48 werd de Bronzen Leeuw postuum toegekend aan wijlen gezagvoerder Tj. Luidinga. Het Bronzen Kruis werd postuum toegekend aan wijlen 1e stuurman W.J. Klijn, wijlen bootsman Ph. Sluyter, wijlen de hoofdmachinist M. Diekerhof, wijlen de magazijnmeester G.J. Hagemans, wijlen de administrateur S. de Boo, wijlen de restaurateur, G.C. Voogelaar, wijlen de chef-kok D.H. Lutteken.

I will end my lecture with the verse which is said on every Anzac Remembrance day

They shall not grown old as we, that are left grow old
Age shall not weary them , nor the years condemn.
At the going down of the sun and in the morning
We will remember them

WE WILL REMEMBER THEM

Websites

Dutch Passengersships
www.krlmuseum.nl

F. Luidinga
Rijswijk september 2007