
Op 29 Mei 1959 heb ik bij de Rotterdamse Lloyd gesolliciteerd, ik moest van de dokter een beroep uitzoeken waar je in de frisse lucht kon werken, ik had namelijk chronische bronchitis. In het Brabants Nieuwsblad stond een advertentie “Koninklijke Rotterdamsche Lloyd zoekt ketelbinkjes en matrozen …….. Veel frisse lucht!!”
Daar mijn ouders doof(stom) waren en dus niet goed konden praten, ben ik alleen met de bus van Oud-Gastel naar Roosendaal gereden en met de trein naar Rotterdam. Ik zag voor het eerst van mijn leven een zeeschip en wel de ss Japara lag aan de Lloydkaai. Toen ben ik naar het kantoor gestapt en daar stond meneer De Haan die keek me aan en zei: “Hé broekie wat kom je doen?”. Ik zei: “wil gaan varen!”. Hij, “Waar zijn je ouders?” ik, “Hoezo ik wil gaan varen!”. “Ja maar hoe oud ben je dan?” ik zei: “Volgende maand word ik 16 Jaar”. “Dan moet je een goedkeuring van je ouders heb-ben”. Die heb ik dan de volgende dag naar meneer De Haan gebracht en hij heeft me aangenomen. “Omdat je zo ver weg woont, kan je in de kost bij mevrouw Klein in Rotterdam” zei mijnheer De Haan, en moest ik iedere dag naar de Rotterdamsche Lloyd lopen om op de kade op schepen te werken tot ik op een schip kon aanmonsteren. Dat was dan op 13 Juni 1959 en wel op de ss Tomori als ketelbinkie. We zijn naar de Tilbury Docks in England gevaren. Mijn maatje ketelbink Willem de Graaf en ik wilden graag naar Londen met de trein.

We hebben Pa Hartman gevraagd om een voorschot van een Pond Sterling, hij zei: “Wat …… je bent pas een dag aan het varen en wil al een voorschot?” We hebben een pond sterling voorschot gekregen en zijn dan naar Londen met de trein. Maar daar wisten we niet hoe verder, we hebben wel Picadilly Circus gezien en zijn dan verder met de Underground (Metro) gegaan. Maar we wisten niet waar naartoe. Dus bleven we maar in de Underground zitten en die bleef maar rijden tot we op een gegeven moment aan het eindstation waren. Een treinmedewerker kwam vertellen dat we eruit moesten, omdat de schoonmaakploeg eraan kwam, intussen was het bijna middernacht. Er was bijna niemand op straat en wij wisten niet hoe terug naar de Tilbury Docks.
Een Bobby kwam aangelopen en vroeg ons waarom we zo laat noch op straat waren en waar we heen gingen. Wij in gebroken schoolengels, to the Ship Tilbury Docks. Hij zei dat we richting snelweg moesten dan de verkeersborden moesten volgen. We zijn gaan lopen en hebben nog gelift en uiteindelijk om zes uur s`morgens aan boord gekomen. Waar bootsman Dekker ons al stond op te wachten en ons een schop onder onze kont gaf, met de woorden: “Jullie komen de zereis niet meer van boord!”

we zijn dan naar Genua, Napels door straat van Mesina, waar de koksmaat Harm, ik geloof dat hij uit Groningen of Friesland kwam in de maling werd genomen met schrijf een brief aan je moeder, het Postbootje komt zo. Harm stond op het voorschip met de brief in zijn hand, arme kerel. De matrosen en olielui hebben hem ook met een emmer naar achter langs de schroefas (die was onder de olie) gestuurd toen hij vroeg waar de melk vandaan kwam, hij wilde de koe gaan melken hahaha! Ik ben ook naar de uitkijk op het voorschip gegaan in de Middelandse zee, het was een geweldig gezicht die Dolfijnen die steeds voor de boeg zwommen en als er dan een school kleine vissen aan kwam die dan uiteenspatten, het was fosfor en dat zie je dan, prachtig.

Verder ging het naar Port Said waar kooplui aan boord kwamen die riepen “kijken niet kopen” enz. Het was wel indrukwekkend door het Suez Canal, de Bittermeren en dan door naar Aqab, Djeddah, Djibouti. Vandaar de oversteek naar Colombo toen nog Ceylon. Dat duurde bijna drie weken. s`Nachts moesten wij soms onze kooi uit, als de ketel weer eens te heet werd. Dan was er paniek. In Colombo aangekomen mochten wij voor het eerst weer aan wal. Heerlijk, de bootwerkers (koelies) hadden ons verteld dat wij naar Mount Lavinia moesten gaan daar was het mooi. Het was een oud restaurant uit de koloniale tijd, direct aan de Indische Oceaan gelegen met haaiennetten voor het strand. Onderweg daarnaartoe hebben we rambutans gekocht bij een oud vrouwtje voor een pakje Chesterfield. De terugweg was ook heel spannend er kwamen een paar olifanten voorbij met ieder een man die achter zijn oren zaten en toen naar een soort plas gingen waar ze gewassen werden.
Volgende haven was Singapore, daar mochten we naar het zeemanshuis en hebben we gezwommen. Ook Tigerbalm gekocht.

Daarna naar Sumatra, Pladjuh en Sungei Gerong wat was dat prachtig ……… uren lang op een rivier gevaren en die tropische geluiden de hele tijd van beide oeverzijden. Dat vergeet ik nooit meer . Verder ging het naar Java , Tandjung Priok was de eerste plaats, daar kwamen koelies aan boord die de hele kust meevoeren tot Surabaja (einde reis) en steeds als er een ruim leeg was het schoonmaakten. Die koelies kookten ook aan dek onder een tent en dat rook zo lekker daar heb ik verschillende keren meegegeten. Op en stuk bananenblad deden ze dan de rijst met kip en groente, dat aten ze met de hand ze prakten dat samen met de vingers en schoven het met de duim in de mond, het was heerlijk. Naderhand heb ik me wel geschaamd, die arme mensen moesten zo hard werken voor een hongerloon en dan kom ik en eet nog hun eten op. Sorry hofmeester ik heb ze wel een pak koffie gegeven! Surabaja was onze eindhaven wij moesten van boord, naar het ss Bengalen.

Die Bengalen voer naar Halifax, Montreal en Quebec.Van daar naar New York verder naar Barranquilla toen naar Galveston, waar we drie dagen naar een hotel moesten omdat het schip uitgegast werd, voor graan dat weer naar het verre oosten ging. Wij kregen ieder 30 dollars mee voor eten. Heerlijk was dat voor 0,25 cent kregen we een Hamburger dus we hadden lekker veel over. We kochten toen second hand jeans en jacken voor een dollar. Die waren nieuw maar met een weef foutje vandaar second hand.

Aan dek dan met een schrobber en zeewater geschrobt zodat ze er bleek uitzagen. Van Galveston naar Houston en dan naar Europa, waar we dan in Marseille van boord konden en met de trein naar huis. Mijn vader had bij het begin van mijn reis een wereldkaart gekocht om havens en landen met knopspelden uit te kunnen stip-pelen ………………………we waren negen maanden onderweg geweest!

Ton Voorbaak, oud Lloyd-Ketelbink